Hoe bepaal je het lijdend voorwerp? kijk maar | hoe vind je het lijdend voorwerp

Hoe bepaal je het lijdend voorwerp? kijk maar | hoe vind je het lijdend voorwerp

Hoe bepaal je het lijdend voorwerp? kijk maar | hoe vind je het lijdend voorwerp

Foto van auteur
Written By HOLLAND GETS ANSWER

Lorem ipsum dolor sit amet consectetur pulvinar ligula augue quis venenatis. 

Zoek eerst het gezegde en het onderwerp. Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van. Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.

Hoe vind je het WWG in een zin?

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Zoek eerst de persoonsvorm.Zijn er nog andere werkwoorden? Dan vormen deze met de persoonsvorm het werkwoordelijk gezegde.Is de persoonsvorm het enige werkwoord? Dan is de persoonsvorm het werkwoordelijk gezegde.

Welke zinsdelen kunnen niet met een voorzetsel beginnen?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord. Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp. In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.

Wat is een Bijwoordelijk bepaling?

De bijwoordelijke bepaling is in de zinsontleding een woord of woordgroep die meer informatie of een nadere omschrijving geeft over dat wat in het gezegde wordt uitgedrukt. Voorbeelden zijn: ‘Het eten is snel opgewarmd’, ‘Ik vertrek om 5 uur van huis’ en ‘Hij wacht op mij in het park’.

Kan lijdend voorwerp ook bijwoordelijke bepaling zijn?

Bij zinsontleding zoek je eerst de persoonsvorm en het onderwerp van de zin. Dan kijk je of er een lijdend voorwerp en eventueel een meewerkend voorwerp in de zin staat. De overgebleven zinsdelen zijn vaak bijwoordelijke bepalingen.

Kan MV zonder LV?

Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin. Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen: mv: aan/voor wie + wwg + ow + (lv)? Let op: Het voorzetsel ‘aan’ of ‘voor’ kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.

Wat is het Basiszin?

De basiszin bestaat uit twee delen. Je mag de zin langer maken door er andere delen aan toe te voegen. Wie/wat voert de handeling uit? Wat is de handeling?

Hoe vind je het meewerkend voorwerp voorbeeld?

Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan – als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden. Enkele voorbeelden: Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder. Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.

Hoe herken ik Werkwoordelijk gezegde?

Zoek eerst de persoonsvorm en het onderwerp. Zoek het gezegde. Bepaal of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is. Bestaat het gezegde alleen uit werkwoorden, dan is het een werkwoordelijk gezegde.

Welke zinsdelen kunnen met een voorzetsel beginnen?

Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel. Dat voorzetsel hoort bij het gezegde van de zin. Voorbeelden zijn: zorgen voor, geloven in, denken aan, verlangen naar, zich verheugen op. Vaak hebben voorzetselvoorwerpen een figuurlijke betekenis.

Wat voor zinsdeel is wie?

Het meewerkend voorwerp zegt aan wie of voor wie het is. Ik geef (aan) jou een roos. Vaak blijven er dan nog zinsdelen over. Die zinsdelen noem je bepalingen.

Hoeveel zinsdelen kunnen er maximaal voor een persoonsvorm staan?

Voor de persoonsvorm is één zinsdeel

Zodra je weet wat de persoonsvorm is, maak je steeds (in je hoofd) een andere zin waarbij je een ander zinsdeel voor de persoonsvorm plaatst. Tussen de zinsdelen zet je streepjes.

Wat is de bijwoordelijke bepaling van tijd?

Bijwoordelijke bepaling van tijd: geeft het tijdstip of de tijdsduur aan van wat in het gezegde wordt uitgedrukt. Ik zal het nooit meer doen. Morgen wordt alles anders. Irene komt volgende week terug van vakantie.

Hoe herken je een Bijwoordelijke bijzin?

Een voorbeeld van een bijwoordelijke bijzin is ‘Toen iedereen was gaan zitten begon de les’. In deze zin is het woord ’toen’ een voegwoord. Het woord ’toen’ drukt de relatie tussen de hoofdzin en de bijzin uit. Als je een bijzin kan vervangen door ‘dan’, ’toen’ of ‘daarom’ is het een bijwoordelijke bijzin.

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke en een bijwoordelijke bepaling?

* Let op: een BIJVOEGLIJKE bepaling is ALTIJD ONDERDEEL van een ander zinsdeel! (in voorbeeld 1: deel van het onderwerp, voorbeeld 2 deel v/h lijdend voorwerp.) Een BIJWOORDELIJKE bepaling: geeft ook ‘extra informatie’ aan de zin: maar NIET aan een zelfstandig naamwoord.

 

Categorieën Niet gecategoriseerd